U zocht voorbeeldzinnen met daarin "klepper"
Resultaten 1 - 4 van 4
- klepper: Dei had zu'n haost, de klepper vleug hum nao (Barger Compascuum)
- klepper: Ie hebt daor een mooie, fiere klepper (Diever)
- klepper: Een klepper is een peerd, det graag op de loop giet (Ruinerwold)
- klepper: Wat een klepper(d) van een kou (Barger Oosterveld)