U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kletsen"
Resultaten 1 - 8 van 8
- kletsen: Zit non niet langer te kletsen en gao is een keer an het wark (Hijken)
- kletsen: Die vent kan kletsen, die prat de vis uut het water (Zuidwolde)
- kletsen: Zit toch niet aal over aandern te kletsen (Sleen)
- kletsen: Moej de regen ies tegen het raam an heuren kletsen (Stieltjeskanaal)
- kletsen: Dat is smerig, ik zal der even een paor emmers waoter tegenan kletsen
- koppel: Wij zaten mit een hele köppel bij mekaar te kletsen (Fluitenberg)
- malen: Daor maal ik niks umme, laot ze mar kletsen (Hollandscheveld)
- snars I: Ie kunt kletsen waj wilt, mar ik geleuve der gien snars van (De Wijk)