U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kloddern"
Resultaten 1 - 5 van 5
- kladden: kloddern
- kloddern: Ze kloddern de botter dikke op het brood (Hoogeveen)
- kloddern: Jaan hef de deuren vaarfd, mor het is meer kloddern worden; het zit der wel zo dik op! (Eext)
- kloddern: Dat is gien schildern, dat is kloddern (Emmen)
- schildern I: *Schildern en varven/Kloddern en bedarven