U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kloeten"
Resultaten 1 - 20 van 34
- anhakken: As doe de kanten anhakst, most de kloeten een bitken fien maken (Barger Compascuum)
- blauwgien: blauwe kloeten (Fluitenberg)
- fienhouwen: Zai hebben dai kloeten eerst fienhouwd (Valthermond)
- gniezen: Kniezen as 'n podde op de kloeten
- gruttenbrij: Gruttenbrai, daor zatten vaok van dei dikke kloeten in (Peize)
- hiemertien II: Het is nog flink oet de kloeten gruid, het was maor zo'n heimerie (Vries)
- klienen: Ik mo die dikke kloeten nog wel flink klenen (Diever)
- kloet: Schop de kloeten maar kepot (Nieuw Schoonebeek)
- kloet: Wat eet wij? Nat met kloeten (Nieuw Amsterdam)
- kloet: Brij mit kloeten (Barger Oosterveld)
- kloet: Blauwveen is hier 'blauwe kloeten' (Diever)
- kloet: Kloeten graoven
- kloet: Die is flink uut de kloeten kommen (Klazienaveen)
- kloet: Dat arfenissien hef hum weer mooi op de kloeten hölpen
- kloet: Hij komp staail weer op de kloeten
- kloet: Ze wilt mij wel onder de kloeten hebben
- kloet: Grode maid van boeten, dai kookt brei mit kloeten (Valthermond)
- kloeten: 't Begunt al te kloeten, het wordt al botter (Klazienaveen)
- lösschuppen: Hij hef dei kloeten losschopt (Barger Oosterveld)
- mannelijk: Dat is een manlijk wicht; goud oet de kloeten gruid (Een)