U zocht voorbeeldzinnen met daarin "klop"
Resultaten 1 - 7 van 7
- dörsvlegel: Ik maak dorsvlegels, en dan gebroek ik het liefst beukenholt veur de klop (Westdorp)
- hoed I: Met de hoed wordt de klop an de stok van de vlegel vaastmaokt
- klop I: Ik heurde een klop op de deure (Barger Oosterveld)
- klop I: De klop van de vlegel zit met 'n aolhoed an het hondtie (Eexterveen)
- klop I: Ik maok dorsvlegels en dan gebroek ik het liefst beukenholt veur de klop (Westdorp)
- muntslag: De leste klop mit het dorsen was hier de muntslag (De Wijk)
- pisleer: De klop van de vlegel zit met een aolhoed an het houdtie en het houdtie zat met pisleer an de stok (Eexterveen)