U zocht voorbeeldzinnen met daarin "knaster"
Resultaten 1 - 7 van 7
- knaster: Die zwienoren, dat is almaol knaster (Sleen)
- knaster(d): Een knaster is een soort morelle (Dwingelo)
- knaster(d): Een knaster is een gebloemde glaezen stuiter (Dwingelo)
- knaster(d): Knaster is goedkope, slechte tabak (Hoogeveen)
- knaster(d): Dat is aander tebak as knaster
- knaster(d): Een knaster(d) van een bete (Diever)
- knasterig: knaster