U zocht voorbeeldzinnen met daarin "knik"
Resultaten 1 - 20 van 26
- bindelboom: Der zat een knik in de bindelboom (Roderwolde)
- eer I: hef een knik op de baand (Schoonebeek)
- knik: Der zit een knik in de waoterslang
- knik: De haver lig met 'n knik
- knik: Det hef al eerder een knik had en nou is het helemaole ebreuken (Ruinen)
- knik: Hie hef 'n knik in de rug
- knik: Hai het ain beste knik in het veurrad (Valthermond)
- knik: Hij had 'n mooie knik in het oor
- knik: Der zat een knik in het land (Barger Compascuum)
- knik: Bij die knik in de weg, daor muj wezen (Elim)
- knik: Die piep past zo niet in de schörstien, der mot even 'n knik in
- knik: As de baande mar half weer komt nao het kalven, dan hef e een knik op de baande (Padhuis)
- knik: Die koe krieg ie niet weer drachtig, die hef een knik op de baand (Geesbrug)
- knik: Der zit een knik in de schupstok, ai hebt zeker weer under vörstkloeten zitten te boegen (Eexterveen)
- knik: Der zit een knik in het ei (Dwingelo)
- knik: Ik zèe hum goeiendag, maar der kun der bij hum nog gien knik of (Ruinerwold)
- knik: Eein knik van hum en hie zat vaast an het hoes op de verkoping (Eext)
- knik: Ik heb de knik nog in de kneien, zo bin ik schrokken (Emmer Erfscheidenveen)
- knik: Hij hef te zwaor tild, hij hef een knik (Barger Compascuum)
- nik: knik