U zocht voorbeeldzinnen met daarin "knikken"
Resultaten 1 - 6 van 6
- knakken: knikken
- knik: Die koe hef aordig knikken op de heurns, dat is al 'n oolde koe (Padhuis)
- knikken: Pas op kinder, ij moet mij de bloemen niet knikken (Oosterhesselen)
- knikken: Ik zal je de beinen knikken!
- knikken: IJ moet niet 'jao' knikken aj 'nee' bedooult (Eext)
- nikken: knikken