U zocht voorbeeldzinnen met daarin "knippen"
Resultaten 1 - 19 van 19
- angruien: Het haor laow aaid kört knippen, het wil toch best weer aangruien (Eexterveen)
- hege: Vlak veur het volksfeest giet alleman de (h)ede knippen (Wapserveen)
- heufd: Nou moej even het heufd bijdreien, aans kan ik je het haor niet knippen (Eext)
- knip I: Wi'j de knippen even van de liende halen?
- knippen: Most dien haor knippen laoten, hest het zo lang in de nakke (Barger Compascuum)
- knippen: Dakpannen knippen deej met 'n knieptang (Sleen)
- knippen: Wij moot nog balken knippen
- knippen: Knippen en scheren, zee de kerel tegen de kapper, mor hie was kaol en har gien baord (Eext)
- knipscheer: Haal mij de knipscheer even op, ik wil die foto oet de kraant knippen (Sleen)
- lös I: Jan mot even hen te knippen mörgen, as kapper lös is
- manen I: Laot je lange maonen maor is knippen
- overdwars: Det good meuj overdwars knippen (Ruinen)
- poenie: Zij hef zuk een ponnie laoten knippen (Nieuw Schoonebeek)
- polkahaor: Die hef polkahaor laoten knippen, nou döt ze mit de moede mit
- schering I: Bij het knippen van een rok moej goed op de schering letten (Zwiggelte)
- scheuren: Ie kunt die stof bèter scheuren dan knippen (Noordscheschut)
- sleeps: Die jurk is aordig sleeps, ie meut hum wat recht knippen
- stil: Op het bovenveen waren eerder een boel stille knippen (Barger Oosterveld)
- stillijk: In de stille knippen wuur