U zocht voorbeeldzinnen met daarin "knooien"
Resultaten 1 - 18 van 18
- aordwörm: Die is aid an het knooien, het is net een aordwurm (Beilen)
- knooien: Zie bint daor altied an het knooien, en komt nooit klaor (Gieten)
- knooien: Die man zit altied an te knooien, hij is nooit vrij (Vries)
- knooien: Nou moej is opholden te knooien daor met dat waoter (Eext)
- knooien: Zie moet er hard tegen knooien um rond te kommen (Oosterhesselen)
- knooien: Hij zit al zo lange te knooien, die wordt niet weer beter (Klazienaveen)
- knooien: Je moet die appels niet zo knooien (Balloo)
- knooien: Kom mar ies hier, dan zal ik oe ies knooien
- knuterkont: Dei knuterpuut was de heile dag an het knooien
- knutern: Knooien is bie aine, dei nooit kloor komt en knutern bie aine, dei dat as hobby dut (Emmer Compascuum)
- kwetsen: knooien
- liggen: Die man lig de heeile tied maor wat an te knooien (Gasselte)
- poltern: knooien
- roppen: Die hef mutten knooien en roppen um der te komen (Hoogeveen)
- schrippen: Wai knooien en wai schrippen ons heile levend an
- spitten: Ik magge wel graag in de tuun knooien, mar spitten, daor begun ik niet an (Ruinerwold)
- verdrietig: Het is verdreitig wark, aj met al je knooien nooit wieder komt (Oosterhesselen)
- warkloos: 500.000 Warklozen en ik möt de hiele dag knooien (Dalen)