U zocht voorbeeldzinnen met daarin "knoop"
Resultaten 1 - 17 van 17
- anzetten: Wost doe mie even een knoop anzetten? (Barger Oosterveld)
- boksemklap: Ik heb een knoop van de boksemklap (Buinen)
- jasknoop: Der lig een knoop op de bossem, ik geleuf dat het een jasknoop is (Barger Oosterveld)
- jekker: Ik heb de knoop van het jekker (Drouwen)
- knoop: Hie hef de scholder oet de knoop en de arm oet het lid (Sleen)
- knoop: Snuien moej verstaand van hebben; ie moet precies bij een knoop ofknippen (Hooghalen)
- knoopiespatten: Een knoop tegen de mure angooien. Die sprong terugge. Kon je afstand tussen de knopen ofspannen met (Klazienaveen)
- naald: Die knoop is er met de glunige naald anzet
- ongeschreven: Hij is ongeschreven lid van de blauwe knoop
- rikketikken: Rikketikken deden wij met een touwgie met knoop (Beilen)
- schoefmeul: Een schoefmeul haj, aj met ien knoop verschoeven twie meulens kriegen kunden (Exlo)
- soeslap: Een knoop met een draod gaoren, daor meuiken wij een soeslap van (Gasselte)
- taofeltiesbrander: De taofelbrander braandde met een 'knoop'. Deur de 'knoop' wör de vlam beter spraaid (Roderwolde)
- treffer(d): Het is een tref, aj dezölfde knoop er bij vindt (Buinen)
- verzengen: Die knoop is der anzet met een glunige naald en een verzengde draod
- zetten: Even een knoop an de boks zetten (Odoorn)
- zoel I: Een paar draodties deur de gatties van een knoop en de zoel was klaor (Sleen)