U zocht voorbeeldzinnen met daarin "knorren"
Resultaten 1 - 8 van 8
- is: Ik heb het is metmaokt, dat ze met Zuudlaorder maark over de knorren luipen (Roderwolde)
- knaoren: knorren
- knor: As het modderig is, wordt het aal knorren as het vrös (Sleen)
- knor: Het ies is ien en al knorren
- knorren: Moej die olde auto ies heuren knorren (Klazienaveen)
- knorren: De maoge ken joe knorren van de honger (Valthermond)
- knorren: Hol toch ies op te knorren
- knorren: Zit toch niet de ganse dag bij de wieven in hoes te knorren (Padhuis)