U zocht voorbeeldzinnen met daarin "knusseln"
Resultaten 1 - 3 van 3
- knusseln: Dat is een knusselder, die kan echt wat veur mekaar knusseln (Pesse)
- knusseln: Hie hef wal 'n halve dag met die pèerdezelen liggen te knusseln, hie hef het nog niet klaor (Sleen)
- knuterkont: knusseln (Roswinkel)