U zocht voorbeeldzinnen met daarin "koehoorn"
Resultaten 1 - 4 van 4
- koehoorn: De koehoorn kuj een fluit van maken veur de scheper (Sleen)
- koehoorn: Ik har in een koehoorn wat kruut en in een apart buultie wat hagelties (Fluitenberg)
- ramshoorn: Enkele boeren harren vroeger een koehoorn of ramshoorn an de ploegstarte (Oosterhesselen)
- spleuten: Dei mooie lange brummeltwiegen, die worden deur een koehoorn mit twie gatties etrökken. Dan gungen (Ruinerwold)