U zocht voorbeeldzinnen met daarin "koets"
Resultaten 1 - 7 van 7
- boetenlougse: De boetenloogsen gungen eerder met de koets hen de kerk (Rolde)
- koets: De koets was overdekt, der zat een vaste kap op (Eext)
- koets: Wij bint nog trouwd in een koets (Drouwen)
- koetspeerd: Het pèerd dat de koets trök, was het koetspèerd (Buinen)
- loeg: De boer en de boerin reden met de koets deur het looug (Eext)
- opzuken: Het wordt tied daw de koets ies opzuukt
- plaatstoof: Wij namen de plaatstoof eerder met in de koets (Borger)