U zocht voorbeeldzinnen met daarin "konkel"
Resultaten 1 - 3 van 3
- konkel: Ik mus koffie zetten, ik heb vort even de konkel in de kachel zet (Roderwolde)
- ofscharreln: Hie scharrelde alles of um een olderwetse kopern konkel te vinden (Borger)
- zak: konkel