U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kookkachel"
Resultaten 1 - 6 van 6
- achterkamer: De aachterkaomer was vrouger de aachterkeuken (een woon- en kookkeuken), doe stun daor de kookkachel (Anderen)
- achterkeuken: De aachterkaomer was vrouger de aachterkeuken; doe stun daor de kookkachel (Anderen)
- bred: op de kookkachel
- kookkachel: Vrogger hadden ze een vuur, mor wij hebt aaid een kookkachel had (Sleen)
- plagge: Wai stookten plaggen in de kookkachel (Roden)
- wasaker: En in de keuken stund nog een grote wasaker op de kookkachel te boldern, um het zwien te bruien