U zocht voorbeeldzinnen met daarin "koorts"
Resultaten 1 - 20 van 22
- bazeln: Die jongen van oens hef vannacht zo ebazeld; zul hij koorts hebben? (De Wijk)
- bazen: Hij hef vaste koorts, hij baast zo nou en dan (Broekhuizen)
- bluisterig: Het kind hef een bluisterig gezicht van de koorts (Borger)
- braokwiensteen: Op een stuk brood wordt braokwiensteen ingeven veur de koorts
- gluien: Hij kun wel koorts hebben, hij begunt zo te gluien (Geesbrug)
- ijlen: Ein, dei hoge koorts hef, dei ijlt vaok (Peize)
- kaold: Veur 50 jaor was in Rowol vaok kolde koorts (Roderwolde)
- kaold: koorts
- koorts: Jaan hef veertig graoden koorts (Eext)
- koorts: Hij hef der hoge koorts bij kregen (Padhuis)
- koorts: Hij hef de gele koorts
- koorts: jag mij de kolde koorts op de hoed
- koorts: Hij stelt zuch an as een daardedags koorts (Anloo)
- koppel: Aj koorts hebt, moej een koppel water drinken (Beilen)
- ofnimmen: Hij hef hoge koorts en dat nemt aordig of
- ofzakken: De koorts is gelukkig weer ofzakt (Schoonebeek)
- oplopen: De koorts is oplopen (Emmen)
- recht II: Hij har recht wat koorts
- verbeelding: *Verbeelding is nog slimmer as um de daarde dag de koorts
- wartaol: Hie haar zu'n koorts dat e wartaol spreuk (Gasselte)