U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kotsen"
Resultaten 1 - 3 van 3
- kotsen I: De wichter waren met mooi gekleurde kotseballen an het kotsen tegen de schoolmure (Hijken)
- kotsen II: Hai stun door weer veur de deure te kotsen, hai haar teveul dronken (Valthermond)
- moesiekrabben: Met moesiekrabben weuren de kotsen overhaands tegen de muur angooid (Hijken)