U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kraag"
Resultaten 1 - 5 van 5
- griepen: Hij greep hum in de kraag (Buinen)
- kraag: De kraag keren, ...umkeren (Sleen)
- nakhaor: Het nekhaor hung hum over de kraag van de jas (Buinen)
- smoor: *De kraag omhoog en de smoor in (Stieltjeskanaal)
- stuk I: Hij hef een mooi stuk in de kraag, ...in de kont