U zocht voorbeeldzinnen met daarin "krabbe"
Resultaten 1 - 9 van 9
- krabbe I: De kat gaf mij een krabbe over de handen, doe ik hum pakken wol (Exlo)
- krabbe I: Wat een krabbe van 'n wief (Ruinerwold)
- krabbe I: Die deur is lang niet haaks, zo scheve as 'n krabbe (Hijken)
- krabbe I: Hij lop zo scheif as 'n krabbe (Roderwolde)
- krabsel: krabbe(koeltien)
- kradde: krabbe, frabbe
- ofbieten: Die varve krabbe ie zo niet weg, dat muj ofbieten (Hoogeveen)
- ondeugend: Het is een krabbe van een wiefie, een ondeugend ding (Beilen)
- schief III: Die deur is lange niet haaks, zo scheve as een krabbe (Hijken)