U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kral"
Resultaten 1 - 3 van 3
- kral I: Der is een kral tuschenweg (Sleen)
- kral II: Het poppien was mor een minnig ding, maor het was goed kral (Zwinderen)
- streng I: Ik heb hier nog een kral vunden van je streng, die gister breuken is (Gasselte)