U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kramp"
Resultaten 1 - 7 van 7
- krammen: Kramp mij de hoze even
- kramp: Het döt donderse zèer aj kramp in de kuten hebt (Oosterhesselen)
- kramp: Het is toch 'n kramp; dit is al het darde biggien dat doodgiet (Padhuis)
- kuut I: Ik heb atmet kramp in de kuten (Beilen)
- seupel: Seupel is net gien kramp (Norg)
- tie I: Ik heb kramp in de tone (Valthermond)
- zwömmen: Kramp kriegen aj an het zwemmen bint, kan gevaorlijk ween (Coevorden)