U zocht voorbeeldzinnen met daarin "krapan"
Resultaten 1 - 7 van 7
- gang: Ik haar krapan genog met roggezeien, mor ik heb de leste gang een beetie dunner (Hooghalen)
- inmenning: De inmenning is wal wat krap, ij kunden de drèei krapan kriegen (Stieltjeskanaal)
- kraamp I: krapan
- krapan: Het is krapan tien ure (Dwingelo)
- onwies: Hij slingerde zo onwies met de fietse, ik kun hum krapan ontwieken (Geesbrug)
- verdold: Ik moet verdold nog even weer hen, ik heb krapan poters genog (Sleen)
- vingerdop: Vingerdoppies waren van blik mèuken, krapan een lid lang (Smilde)