U zocht voorbeeldzinnen met daarin "krediet"
Resultaten 1 - 10 van 10
- krediet: Je kriegt bij de bakker gien krediet meer (Ekehaar)
- krediet: Die er goed genog veur is, kan op krediet kopen (Wapserveen)
- krediet: Hij hef wel krediet
- krediet: Daor heb ik niet veule krediet in (Hoogeveen)
- krediet: Dei man hef gien krediet meer
- krediet: Wij moeten vanaovend op krediet
- spinderij: krediet
- stuver: Hij hef veur gien stuver krediet
- vrij II: hoes, krediet, vrijof
- wèerkriegen: Daor he'k niet veul krediet op, o'k dat wèerkrieg (Sleen)