U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kreuk"
Resultaten 1 - 4 van 4
- kreuk: Der zit een kreuk in dat kleid (Barger Oosterveld)
- kreuk: Die auto zit in de kreuk
- kreuk: Ze hebt nargens gien kreuk an en toch aaltied maar klagen (Nieuw Amsterdam)
- kreukel: kreuk