U zocht voorbeeldzinnen met daarin "krik"
Resultaten 1 - 7 van 7
- krik I: Zij zetten de krik onder de waogentoet (Een)
- krik I: Aj de waogen smeren muzzen, deden ie hom op de krik (Eexterveen)
- krik III: Snauw toch niet zo, krik! (Norg)
- krik III: Een krik is ain, die gauw op de tonen trapt is (Eexterveen)
- krik IV: Griet belde mij op, dat Jan een beetien krik is (Buinen)
- krikeend: (water)krik
- opdrukken: Met een krik kuj een auto opdrukken (Nieuw Dordrecht)