U zocht voorbeeldzinnen met daarin "krul"
Resultaten 1 - 5 van 5
- krul: Ein gezond zwien het een krul in de steert (Zuidlaren)
- krulkroed: Hèze nog wat (krul)kroed over? (Padhuis)
- sloek II: Zij hef zuk sloek haor, der wil gien krul in zitten (Roswinkel)
- zwienenstaart: In een zwienenstaart zit aaid een krul. As die der niet inzit, is het zwien ziek (Sleen)
- zwienenstaart: Een krul van een puthake nuimden wie zwienesteert (Barger Oosterveld)