U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kuif"
Resultaten 1 - 5 van 5
- kibbern II: Wat heb ie de kuif jao laoten kibbern, net een bekibberde kiepe (Hollandscheveld)
- kuif: Nou hebt ze allemaole het haor lang en mit 'n kuif (Hoogeveen)
- kuif: Wat hef die man 'n mooie kuif
- lok I: Hij hef een witte lok in de kuif (Noordscheschut)
- opstrieken: Zij hebt hum vaste wel aordig de kuif opstreken, want hij glunderde het uut (Hoogeveen)