U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kussen"
Resultaten 1 - 18 van 18
- geleuf: Twie geleuven op ien kussen, daor komt de duvel tussen (Nieuw Dordrecht)
- haverdop: Wij hadden haverdoppen in het kussen (Sleen)
- haverdoppen: Een haverdoppen kussen (Mantinge)
- heksenkrans: Der zit een heksenkraans op het kussen van het ber (Eext)
- kaf: In zien kussen hef e een koppel kaf (Eext)
- kraans: Der zat een krans in de veren van het kussen van de zeike en daorum weurd ze ok nich beter
- kussen: Hij ging zitten en dee zuk een kussen achter de rugge (Emmer Erfscheidenveen)
- kussen: Mit het gat op het kussen zitten
- kussen: As der eerder een krans in een kussen zat, weur dei der oethaald en verbrand; de boze geest mus der (Barger Compascuum)
- kussen: Het draogstuk van een peerzeel hef een kussen, die drukt op de schoft van het peerd, aans drukt het (Eext)
- opvullen: As der nich genog veren meer in de kussen zit, meuj ze wat opvullen mit veren oet dei zak (Barger Oosterveld)
- overtocht: De overtocht van een veren kussen (Padhuis)
- piskussen: Het underste kussen in de kinderwagen - vuld met haverdoppen - was een piskussen (Oosterhesselen)
- rusten: *Wel te rusten/Met de kop in het kussen/Bienen in het stro/ Wel te rusten tot mörgenvro (Sleen)
- tocht III: IJ moet is een schone tocht um die kussen doen (Weerdinge)
- tuschenzetsel: Het tuskenzetsel was een gehaokte raand tusken een kussen of een laoken (Roderwolde)
- underkussen: Ze hebt under het kussen ok nog een underkussen (Balloo)
- voetkussen: As het aordig kaold was, leden ze vrogger een kussen veur het vuur um de voeten op te zetten (Emmen)