U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kwaken"
Resultaten 1 - 9 van 9
- halzen: Non stiet e wat te kwaken en vanaovend möt e zuk weer halzen
- keten: Met de kop deur de keet, en dan maar kwaken tegen mekare
- kwaken: As bij de zomerdag de eenten nog kwaken, dan krieg we regen daags (Klazienaveen)
- kwaken: Dat vrouwgien stiet altied an de weg te kwaken (Oosterhesselen)
- kwakkeln: kwaken
- kwakken II: kwaken
- kwatern: kwaken
- ofhalzen: Non stiet e weer te kwaken en vanaovend wet e niet hoe e het ofhalzen möt (Sleen)
- vrost: Heur de vroste is kwaken (Nieuw Schoonebeek)