U zocht voorbeeldzinnen met daarin "laken"
Resultaten 1 - 9 van 9
- bakkaor: Het kind lag in een bakkrooie met een laken der over (Nieuw Dordrecht)
- gezicht I: een gezicht as een voel laken (Hoogeveen)
- hoeszegen: De huuszegen, det was een spreuke achter glas. De stof was van stremien of laken
- laken: Hij worde zo wit as een laken (Hoogeveen)
- slak: ...ik zal dij een beddegien maken van geel bescheten laken (Sleen)
- strossen: Dat laken, dat kuj strossen, dan kuj niet zien, woor het an mekaar nèeid was
- vleiskupe: Vleiskupen zat gien lid op. Zij deden der een laken op (Pesse)
- vlooienstip: Der zit vlooienstippen in het laken (Hollandscheveld)
- zeepdoek: Laow dat flanellen laken mar kapot scheuren veur een zeepdoek