U zocht voorbeeldzinnen met daarin "lang"
Resultaten 1 - 20 van 280
- aaien: Der bij lang(e)s aaien (Meppel)
- achterbaks: Ik heb het zo lang achterbaks holden
- achterhaald: Dat boouk kuj wel vortgooien, wat daor in steeit is almaol al lang aachterhaold (Eext)
- achteroet II: Hij is lang niet aachteroet
- achterof: Hie stiet lang niet achterof (Sleen)
- achterof: Hij is lang niet achterof (Smilde)
- achterop: Hij is lang niet achterop (Wateren)
- al I: Al hoe lang of hij is, hie kun er niet bij (Mantinge)
- allendonder: Het was deftige boel heur, de vrouwlu waren allendonder heel in het lang (Hijken)
- alliaansie: Zo lang as
- anbetreffen: Wat dat anbetreft, bin ik het lang niet met je iens (Zwiggelte)
- anknusseln: 't Duurt wal een beetie lang bij hum, hij knusselt graag een beetie an, mor hij kreg het toch klaor (Hijken)
- anlappen: Even der een stukkie anlappen en dan is het net lang genog (Schoonoord)
- anmèeien: Hij kun hom lang niet anmaaien (Roderwolde)
- annimmen: Ik har al lang scheuten, dat e de ram wal annam
- anproten: Ze hebt net zo lang anproot, tot ik met gung op reis (Drouwen)
- aozen: Hoou lang e wel op die aarvenis aosd hef, stek nie nauw, mor hie kreeg niks (Eext)
- appelholt: Appelholt wil best branden en het lig ok lang (Barger Oosterveld)
- bedoemeln: Zij fisselt net zo lang tot de ruten helemaol bedumeld zint (Coevorden)
- beduusterd: Wij hebt net zo lang wacht tot wij een beetie beduusterd waren, toen bin wij 't vondertie over egaon (Geesbrug)