U zocht voorbeeldzinnen met daarin "lapen"
Resultaten 1 - 3 van 3
- lapen: Dat kiend et haost niks, die zit met het eten maar bij de taofel te lapen en te lapen (Beilen)
- lapen: Hij zit al weer koffie te lapen (Koekange)
- oetvoeren: Die vrouwlu zit maar bij mekaar te koffie lapen, en ze voert niks uut