U zocht voorbeeldzinnen met daarin "leed"
Resultaten 1 - 11 van 11
- leed: Er is veule leed op de wèreld (Wapse)
- leed: Dat hef hum veul leed daon (Barger Oosterveld)
- leed: Wij zult maor rèken dat het leed nou eleden is
- leed: Lief en leed met mekaor dielen (Buinen)
- leed: Die treft een zwaor leed (Stuifzand)
- leed: Ze hebt mij het leed anzegd
- leed: *De ene schooier is het tot leed dat de ander het goed geet (Anderen)
- leed: Het eigen leed is altied het argst (Noordscheschut)
- leen: Wij zult maor rèken dat het leed nou eleden is
- lief II: Lief en leed delen (Klazienaveen)
- liek II: leed