U zocht voorbeeldzinnen met daarin "leger"
Resultaten 1 - 20 van 28
- adjedant: Hij was adjedant in het leger, net as zien vao (Sleen)
- draagpen: Een draegpenne zat ien de ploegstarte an de rechterkaante een beetien leger as het midden. As de plo (Wapserveen)
- flank: Het leger weur in de rechter flank anvallen (Beilen)
- haol I: Ie moot 't haol wat leger hangen, dan kookt het water gauwer (Beilen)
- haze: As een haos in het leger krop, geeit e met de kop in de wind liggen (Gasselte)
- hond: Het is een mooi hondtie, maar hij mus de starte een doem leger hebben zitten
- hoog: As 't niet hoger of leger wil, dan doew 't zo
- klokken I: Wij zult hum dat klokkern wel even ofleren, zee Jaan, en hie schönk de fles aal leger (Eext)
- kooppries: De kooppries har wal wat leger kund (Barger Oosterveld)
- leeg I: Dreit de laampe ies wat leger (Hoogeveen)
- leeg I: De wind lop leger an
- leger I: Het leger van de knecht was vaeke op de hilde, boven de koenen (Dwingelo)
- leger I: Hie har daor een hiel leger maakt (Sleen)
- leger I: Hij is bai het leger (Roderwolde)
- leger I: Doe most in het leger, want doe kanst goud commanderen! (Barger Compascuum)
- leger I: Der geet een heel leger fietsers langs (Drouwen)
- leger I: Zij hebt daor een heel leger kiender (Diever)
- leger I: Het leger haolt mörgen gooud op, zie hebt de puut bracht (Eext)
- pottenrik: Het pottenrik zat bij het melkrik an. Het was leger en de latties zaten wat dichter bij mekaar (Sleen)
- rabbeln: Zet het gas even leger, de deksels rabbelt je ja op de potten (Eext)