U zocht voorbeeldzinnen met daarin "leggen"
Resultaten 1 - 20 van 96
- aloen: Aj het in de koezen hebt, moej een stukkie aloen an de koeze leggen (Beilen)
- ap: Hap, sap, siepie, wanneer bin ie riepie/Ankomen meitied, as de veugels eier leggen/Eieren mit doppen
- bargplaank: De bargplaank hej in hoes of op de deel an de muur um wat op te leggen (Emmen)
- bloedloes: As hounder bloedloes hebben, leggen ze gien eier (Norg)
- bosgat: Ie mut de tonne mit het bossegat hen boven leggen (Wapserveen)
- bot I: Wij wilt bottie bij bottie leggen
- dagwark: Wij hebt een dagwaark edorst, dat is 12 leggen (Ruinen)
- dagwark: Een dagwark dörsen is 26 leggen (Hijken)
- dagwark: ...20 leggen
- deurscheren: Eerst opbreken en dan op twei maken. De darde laoge was deurscheren en en veierde was liek leggen (Barger Compascuum)
- doek: De kinder zint an het doekien leggen
- ei: Zij kakelt wel, mar eier leggen, ho mar
- feet: Der was een feddel uuttrokken um verbaand te kriegen, um de hoeken vast te leggen (Schoonebeek)
- girrelzaand: Tegels leggen in girrelzaand, dat is niks weerd (Gasselte)
- grietuw: Alle vogels leggen het eie in meie, maor niet de kiewiet en de griet (Smilde)
- haan: Hij kreit as een haon, die eier leggen wil
- haan: Het is wat te zeggen, zeuven kiepen en de hane an het leggen
- haand: Zij hebt er de haand op weeiten te leggen (Eext)
- haarvlak: De zende op het haervlak leggen (Dwingelo)
- haorbried: Ik zal oe gien haorbried in de weg leggen (Uffelte)