U zocht voorbeeldzinnen met daarin "leiden"
Resultaten 1 - 18 van 18
- anspreker: Die anspreker kan de begrafenis netties leiden (De Wijk)
- halster I: Een halster meuje een peerd of kou andoun um ze te leiden (Barger Oosterveld)
- hering: Hering en wittebrood/Leiden hef nog gien nood (Hijken)
- kalverhalster: Mit een klaverhalster kuj het kalf leiden (Sleen)
- Leiden I: Nou is Leiden in last (Balloo)
- Leiden I: Hij kreeg ze van Leiden op Delft
- Leiden I: Nou gaoj van Leiden op Delft
- Leiden I: Hij mak hum der mit Jantie van Leiden of (Ruinerwold)
- leiden II: De veurzitter kan de vergaodering good leiden (Rolde)
- leiden II: De doppers bij de stok langes leiden
- leiden II: Hij kan nich goud meer zein, ie meut hum leiden (Barger Oosterveld)
- leiden II: Hij har de baand lek, hij mus de fietse leiden
- leiden II: Ie moet de dingen zo leiden, dat het een beetie good geet (Hijken)
- melkrik: De melkrikke (...) goenend, die leiden er de pispot ok op (Hollandscheveld)
- pèerdehalster: Markeltouw was hiel dik touw veur peerdehelsters um het peerd an te leiden (Zuidwolde)
- veurzitter: Die veurzitter kun de vergaodering goed leiden (Ekehaar)
- victorie: In Leiden begön de victorie (Nieuw Dordrecht)
- wiendroevenbos: Mans had een dag of wat eerder op de ledder staon, um de wiendroevenbos wat te leiden