U zocht voorbeeldzinnen met daarin "leunen"
Resultaten 1 - 6 van 6
- halftied: Die stiet halftied op de schup te leunen (Sleen)
- leunen: Stao niet zo tegen mij an te leunen (Gasselte)
- leunen: Jaan mag geern leunen op de schup, mor hie zeg, dat de schup aans wel is umvallen kan (Eext)
- rong: In de schamel zitten de rongen, waor de ledders of ziedhekken tegen leunen (Hoogeveen)
- schupstok: Op de schupstok kun je lekker leunen (Norg)
- underbaander: 's Aovends, dan mug e graag wat over de underbaander leunen (Beilen)