U zocht voorbeeldzinnen met daarin "leverworst"
Resultaten 1 - 20 van 22
- damp I: Bij het leverworst koken sluug de damp der of (Padhuis)
- darm: De dikke daarms bruuk wij veur de leverworst (Borger)
- fien: Ik heb liever fiene leverworst as groffe (Ruinerwold)
- hartslag II: Het hartslag wordt in de kokpot metkookt vèur de leverworst (Hijken)
- hartslag II: Van de kop, de lever, het hartslag en wat boekspek wordt leverworst maakt (Beilen)
- havergört: In leverworst heurt haoverngört (Norg)
- jochie: Het jochie wörde ook wel mit leverworst evuld
- keuningskop: De koningskop deden ze het leste restie leverworst in (Hoogeveen)
- kinnebak: IJ moet die kinbakken der even ofsnieden, die moet nog bij in de leverworst (Sleen)
- knasterig: De leverworst was slim gnasterig (Diever)
- kopgoed: Het kopgoed, het hart en de lever kwam almaol in de leverworst (Borger)
- leverworst: Mien moe maakte naor mien smaak de lekkerste leverworst (Erica)
- nakspek: Het nakspek wuur met het kopgoed kookt en gung met in de leverworst (Sleen)
- opbakken: Woj de leverworst opbakken hebben of rauw? (Padhuis)
- peper: Der möt nog een beetien peper en nagelgroes bij in, in die leverworst (Sleen)
- prokkereursspek: wurde deur de leverworst en de heufdkeze ekookt (Noordscheschut)
- pruun: Bij leverworst mössen de prunen wat langer wezen as bij metworst (Nieuw Dordrecht)
- umremming: Van umremming wur leverworst maokt (Rolde)
- wangspek: Wangspek deew vroeger deur de leverworst (Stieltjeskanaal)
- worstepeg: Worstepeggen waren bij leverworst dikker en langer (Zeyen)