U zocht voorbeeldzinnen met daarin "lichter"
Resultaten 1 - 18 van 18
- briedloops: Brieloops wagens trökken op zaand veul lichter (Sleen)
- egenhaak: lichter
- kalfsvleis: Kalfsvleis is lichter van
- klinkstel: An een klinkstel zit een lichter (Dwingelo)
- land: Hoe lichter het laand, hoe slimmer de lu/Hoe zwaorder laand, hoe groter ossen (Smilde)
- lichter: De lichter op de nakke is kapot
- lichter: Ik wul aan het zaaien, ik kin de lichter niet vinden
- lichter: Hij hef de arm eknooid, hij löp mit de arm in de lichter
- lichter: Op de lichter passen
- lichter: As die gien lichter in de beddestee hef, komp hij nooit overende (Geesbrug)
- lichter: De lichter an het maaimesien (Een)
- lichtstok: lichter
- oetstukken: Ik mus mien linkerhaand in de lichter hebben. Dan kuj niet veule uutstökken mit iene haand (Kerkenveld)
- ofwennen: Die opgepapte keunen wordt wel lichter, as ze of ewend bint (Wapse)
- pèerdtieskram: Een klinkstel bestiet uut een krukke, een lichter, een klinke, een peerdtieskramme, een neuze en sli (Wapserveen)
- sloven: Het warken is wal lichter worden; vroeger was het sloven (Exlo)
- stootblok: An de onderkaante van 't ienspan zat een lichter of stootblokkien (Koekange)
- zeel I: De zeel bestund oet het börststuk, de lichter, het schoftstuk en het hoekiezer (Sleen)