U zocht voorbeeldzinnen met daarin "lier"
Resultaten 1 - 11 van 11
- branden: ...een lier (Barger Oosterveld)
- lier: Drèei de lier nog mor is, het deuntien is mooi (Emmen)
- lier: Bie de baggermachien was eerder een lier um het spul veuroet te draaien, as de putte der oet was (Barger Oosterveld)
- lier: De lier dreit al
- lier: Wacht is, doe kriegst zo een lier um de oren (Roswinkel)
- lieris: (f)lier
- snötjong: Pas op, snötjong, aans kriej een lier um de oren (Hijken)
- spalkerd: Wat een spalkerd, drèeit met het gat as Piet met de lier (Odoorn)
- vioel I: Het lop as een lier, ...as een viool (Emmer Compascuum)
- vlegel: Geef die brutaole vlègel toch een lier um de oren (Ruinerwold)
- wagen: De waogen lop as een lier (Zeyen)