U zocht voorbeeldzinnen met daarin "liggen"
Resultaten 1 - 20 van 243
- aaien: IJ moet ok börselen en niet liggen te aaien (Sleen)
- aanderworens: Die boudel zal wal andersvanaargens liggen (Valthermond)
- angel II: Ie hebt de angel nog an de wieke liggen (Kerkenveld)
- anstoot: Hij gaf ansteut deur aal bie dat wief te liggen (Barger Oosterveld)
- anwèeisel: Wat heb wij een anweisel um het hoes liggen (Zweelo)
- aordigheid: dei brandende zun te gaon liggen, heb ik ook niet veul aordigheid an (Barger Oosterveld)
- apegapen: op apegapen liggen
- argerlijk: Dat de rogge zo liggen gaon is, is een argerlijk gezicht (Erm)
- balatum: Zie hadden deur het hiele hoes balatum liggen (Sleen)
- bedankien: Met bedankies heb ik de zolder vol liggen (Drouwen)
- bedauwen: Ik har het klied de hiele nacht boeten liggen laoten, het was hielmaol bedauwd (Sleen)
- bek: Hij hef zien bekkie niet op de beddeplaanke laoten liggen
- bij II: Wij hebt 12 biggen bij de mot liggen (Borger)
- binnenhoekien: Wij hebt daor nog zo'n binnenhoekien, ...binnenhoffien liggen (Sleen)
- bleken I: Oes hond hef hiel naacht liggen te bleken (Balloo)
- bongeln: Oons pap kan altied zo liggen te bongeln (Balloo)
- bouwkamp: Wij hebt daor nog een bouwkamp liggen
- bouwland: Hij hef door nog een paar bunder bouwland liggen (Barger Compascuum)
- brobbeln: Ie moet drinken en niet liggen te brobbeln
- brommen: Ie moet niet altied tegen de kiender liggen te brommen (Smilde)