U zocht voorbeeldzinnen met daarin "lillijkerd"
Resultaten 1 - 5 van 5
- lillijkerd: Zo'n lillijkerd heb ik nog nooit zein (Barger Oosterveld)
- lillijkerd: Die kerel moet ik niet, dat is zo'n lillijkerd (Zwiggelte)
- lillijkerd: Wat een lillijkerd, wat een rötzak (Buinen)
- lillijkerd: As wij as kinder ruzie hadden zeden wij: Gao toch weg, lillijkerd (Zwinderen)
- lillijkerd: Is oe de rabarber te zoer? Ie trekt zo'n lillijkerd (Ruinerwold)