U zocht voorbeeldzinnen met daarin "loonwarker"
Resultaten 1 - 3 van 3
- doen II: Mien va lat dat wark doen deur een loonwarker (Padhuis)
- gevaorte: Ze hebt non bij de loonwarker een neie kombaine. Jonge, jonge, wat een gevaorte! (Hijken)
- loonwarker: Is de loonwarker der al west um de gierkelders leug te maken? (Padhuis)