U zocht voorbeeldzinnen met daarin "lor"
Resultaten 1 - 8 van 8
- lor I: Der was gien lor an dat feest
- lor I: Hij schöt er gien lor met op (Ruinerwold)
- lor I: Ien, die alles en nog wat verkeerd anpakt, wordt wal eens as een lor anspreuken (Coevorden)
- lor III: Hij is zo doof as een lor (Een)
- lor III: lor I
- lork I: lor
- lurven: lor I
- snappen: Ik mag een biete wèzen, a'k er een lor van snappe (Noordscheschut)