U zocht voorbeeldzinnen met daarin "lot"
Resultaten 1 - 17 van 17
- anwiezen: De winnaars bint deur het lot anwezen
- arven II: Lot is dood, Lot is dood/Liesken lig op starven/Gauwe Jan, gauwe Jan/Daor kun wie van arven (Nieuw Schoonebeek)
- loopwief: Ie hebt loopwieven, koopwieven en huuswieven; de lesten bint een lot uut de lotterije (Hoogeveen)
- lot I: lot was vieventwintig gulden evallen (Ruinerwold)
- lot I: Het lot zal beslissen (Ruinerwold)
- lot I: De winnaaars bint deur het lot anwezen
- lot I: Dan moew mor een lot trekken (Diever)
- lot I: Het is net zoas het lot valt (Noordscheschut)
- lot I: As het lot oe guunstig is, kriej een pries in de lotterije (Wapserveen)
- lot I: Wat een lot vèur die meinsen (Dwingelo)
- lot I: Die man het een lot!
- lot I: Dat kind wordt an zien lot overlaoten (Stieltjeskanaal)
- lot II: Het is een dove lot
- lotten: Wie hebt er eerlijk um lot en do zat hij der in (Barger Compascuum)
- lotten: Hij mus hen lotten en hef zich der in lot, ...anlot
- niet I: Op mien lot is weer een niet evöllen (Meppel)
- vallen: Op mien lot is weer een niet evöllen (Meppel)