U zocht voorbeeldzinnen met daarin "lul"
Resultaten 1 - 17 van 17
- drupstien: Vrogger haj een drupstien onder de lul
- lul: Hij had de lul oet de boks hangen (Padhuis)
- lul: Hie stiet aaid met de handen an de lul
- lul: Doe bust een lul mit dien gekke vraogen (Barger Compascuum)
- lul: Dat is ok een mooie lul (Klazienaveen)
- lul: een grote lul (Diever)
- lul: Het is wel een goeie lul van een kerel, maor hij pist wel langzem
- lul: Het is een Jan lul
- lul: Grote lul, kiek oet je doppen (Eext)
- lul: Hij is de lul van het peerdespul
- lul: De vrouwlu mussen vrogger de keuperen lul poetsen (Ruinerwold)
- lul: Het kind de lul geven
- lullen: Nou lul ie er een konte an
- schandplaat: Het schaandplaatie is het diel, waor de lul in zit (Zuidwolde)
- slurf: lul
- strop: Een ströppe um de pompe net boven de lul (Dwingelo)
- vinger: Dat is een lul mit vingers