U zocht voorbeeldzinnen met daarin "lullen"
Resultaten 1 - 8 van 8
- halfmal: *Laot de gekken mor lullen, wat doe, haalfmale (Emmer Compascuum)
- lullen: Dai buurman van ons, dat is ain gezellige kerel, dai ken wel zo lekker lullen (Valthermond)
- lullen: Hij löp der aaid mar een bettie umtoe te lullen
- lullen: Hier moej niet over lullen, hör, gieneein mag het weten (Eext)
- lullen: Ie hebt good lullen: gao het zölf mor ies perberen (Diever)
- lullen: As ie mit lullen de kost kunden verdienen, dan waar ie al lange man in bonus (Hoogeveen)
- umlullen: Zie loop wat um te lullen (Gieten)
- umlullen: Hej de gröppe nog niet leeg? Wat zit ie toch umme te lullen? (Diever)