U zocht voorbeeldzinnen met daarin "maandag"
Resultaten 1 - 12 van 12
- blauw: Hij komp mar een blauwe maandag
- dag: Dag!, zee maandag tegen dingsedag, hoe giet het mit woensedag? Best, zee donderdag, zeg mar tegen vr (Havelte)
- koedrieversmarkien: De daarde maandag in november was het koedrieversmarkien. Dan gungen de jonges met heur verdeende ge (Beilen)
- maandag: Maandag is bij oes de wasdag (Weerdinge)
- maandag: Eet nooit rooie kool op maandag, daor komp ruzie van (Meppel)
- maandag: Blauwe maandag holden, ...hebben
- maandag: Aj goed oet west hadden, dan haj een blauwe maandag (Sleen)
- non II: De komende zaoterdag of nou 'n maandag
- oorlog: Rooie kool op maandag, daor komp oorlog van (Elim)
- pandoer: Oes buurman giet elke maandag hen de veemarkt in Hoogeveen, dat is vast pandoer
- raod: De raod vergadert elke twiede maandag van de maond (Padhuis)
- zoepmarkien: De daarde maandag in nov. was het zoepmarkie (Hijken)